De bouw van windmolens roept vele vragen op. In de media lopen feiten en meningen door elkaar. In onderstaand overzicht beantwoorden wij een groot aantal vragen die mensen ons regelmatig stellen.
Staat uw vraag er niet tussen, stuur deze dan naar info@zuidenwind.org, dan zorgen wij voor een antwoord.
Zuidenwind is de coöperatie, volledige naam: “coöperatieve vereniging Zuidenwind U.A.”, die eigenaar is van de Coöperwiek, Burgerwindpark Heibloem en de helft van Windpark Ospeldijk.
Ook ontwikkelt de coöperatie nieuwe windprojecten en andere duurzame projecten zoals een voedselbos.
Coöperatie Zuidenwind is speciaal in het leven geroepen om burgers te laten participeren in de ontwikkeling en exploitatie van de Coöperwiek, nadat deelname bij windpark Neer was mislukt.
De Burgerwindparken Heibloem en Ospeldijk zijn ontwikkeld op basis van het participatieplan van de coöperatie Zuidenwind. Burgers konden meepraten en mee-investeren in de projecten. De gemeenten Leudal, Weert en Nederweert stelden burgerparticipatie als voorwaarde voor medewerking aan vergunningverlening.
In de door de indertijd betrokken gemeenten vastgestelde Windvisie, is participatie als voorwaarde gesteld voor de realisatie van windparken in Leudal, Nederweert en Weert. Op basis van dit uitgangspunt worden alle (mogelijke) stakeholders actief betrokken. Uniek voor Nederlandse begrippen is de grote rol die er voor de burgers in deze projecten is weggelegd. De burgers traden op als projectontwikkelaar via de burgerwindcoöperatie. Overheden, coöperaties en projectontwikkelaars zitten op één lijn als het gaat om het maximaal betrekken van burgers bij de windprojecten.
Zuidenwind heeft nu 685 leden. 83% woont in Limburg en Noord-Brabant. In de gemeente Leudal en de gemeente Nederweert woont het grootste deel van de leden 34%.
Burgers hebben de wettelijke mogelijkheden voor inspraak en zienswijzen en beroep tijdens diverse fasen van de ontwikkeling van windprojecten. Ze kunnen ook direct meepraten door lid te worden van Zuidenwind en zo een stem uitoefenen in de ontwikkeling. De uiteindelijke zeggenschap over de vergunning van een windproject ligt bij de Provincie of het Rijk, maar deze bevoegdheid kan worden overgedragen aan de gemeente. Dat is bij de windparken in Midden-Limburg ook gebeurd.
Er is onderzoek gedaan naar landschap, geluid, slagschaduw, bodemvervuiling, ecologie (mogelijke schade aan zeldzame soorten), veiligheid, archeologie en waterbeheer.
Eerst is vastgesteld of er beschermde soorten in het gebied leven, vervolgens is aan de hand van tellingen ingeschat wat de impact is. De impact op beschermde soorten bleek zodanig klein dat de provincie ontheffing verleent voor de beperkte sterfte die zal optreden. Het gaat om enkele exemplaren per soort per jaar voor de windparken Ospeldijk en Heibloem.
De Waterleiding Maatschappij was in het projectgebied Ospeldijk bezig met het plannen van windenergie rond haar pompstation. Zij wil haar bedrijfsvoering baseren op groene energie. Voor de vestiging van windmolens zijn grondposities nodig. Onze aanpak is erop gericht grondspeculatie te voorkomen door een sociale verdeling met de directe omgeving. De WML was graag bereid deze sociale aanpak te volgen en met ons samen te werken. Verder gaf de windvisie van de gemeenten de juiste ‘druk’ om samen te werken. Het plan Ospeldijk is qua windopbrengst en turbines 50/50 verdeeld, maar de groene stroom gaat in zijn geheel naar WML.
Hier is nog niet in voorzien. Op dit moment zijn de kosten voor opslag nog erg hoog. Als Zuidenwind blijven we deze ontwikkeling nauwlettend volgen, omdat dan nog meer van onze eigen stroom in de omgeving gebruikt kan worden.
Door ingenieursbureau Inpijn Blokpoel is er een uitgebreid onderzoek gedaan naar de kwaliteit en draagkracht van de ondergrond, onder meer door het uitvoeren van sonderingen. Uit de berekeningen bleek, dat in Heibloem de directe ondergrond zo stevig is door de aanwezigheid van een laag keileem, dat er zelfs niet geheid hoefde te worden. De turbine staat op een heel grote schijf gewapend beton. In Ospeldijk zijn er heipalen geboord tot op de eerste zandlaag onder het veen.
De Peelrandbreuk loopt op een afstand van 150 meter langs windpark Heibloem, maar de breuk ligt zo diep dat er géén grote schokken aan de oppervlakte verwacht worden.
De molens van windpark Neer, hebben een ashoogte van 98 meter en een tiphoogte van 184 meter. De Coöperwiek is iets hoger met een tiphoogte van 190 meter. De aansluitende molens in Heibloem hebben een ashoogte van 125 meter en een tiphoogte van 200 meter. De molens in Ospeldijk hebben een ashoogte van 135 meter en een tiphoogte van 210 meter. Beide parken hebben dezelfde wieken en rotor.
De stroomopbrengst van een windmolen is afhankelijk van de windsnelheid (in de derde macht) en de hoeveelheid wind die gevangen kan worden door de wieklengte (in de tweede macht).
Hoe hoger je komt, hoe hoger de gemiddelde windsnelheid wordt. Op 140 meter hoogte waait het gemiddeld 35% harder dan op 80 meter hoogte en levert bij gelijke wieken dan 2,5 maal meer windenergie. Hogere molens kunnen grotere wieken hebben; 50% langere wieken leveren 125% meer windenergie. Dus hogere molens leveren meer stroom en daarmee leveren ze ook een grotere bijdrage aan de duurzaamheidsdoelstelling en het omgevingsfonds.
Een windmolen van rond de 125 meter ashoogte heeft een maximaal vermogen van 4 tot 5 MW (1 megawatt = 1.000 kilowatt) en levert, afhankelijk van de wind, in onze regio zo’n 10 tot 13 miljoen kilowattuur per jaar. De opbrengst hangt ook af van de plek van de molen. De vier molens op rij in Ospeldijk zijn hoger en vangen meer wind, maar de rij zelf staat ongunstiger op de meest voorkomende wind, waardoor de molens elkaar de wind wegvangen. Heibloem staat met Neer erg gunstig op de heersende zuidwestenwind, maar wordt ook beïnvloed door Egchelse Heide. De concrete opbrengsten per maand staan in een grafiek op onze website. |
Alle molens in Midden-Limburg samen (dus de vier molens van Ospeldijk, de drie in Weert, de vijf molens van Egchelse Heide, de twee van Heibloem, de drie van de Kookepan en de vijf in windpark Neer) produceren samen per jaar gemiddeld ongeveer 206 miljoen kWh, ofwel 742 TJ . Dat is voldoende voor 68.000 huishoudens, en een groot deel van de elektriciteitsvraag, maar een klein deel van het totale energiegebruik (naast elektra ook verwarming, mobiliteit enz.)
Niet meer dan in het verleden. De capaciteit van het openbare net is nu soms een beperkende factor en het draagvlak bij de politiek gaat in de tijd op en neer. De gemeente Nederweert wil op dit moment eerst evalueren. In de Regionale Energie Strategie van Midden- en Noord-Limburg staat nu wel windenergie gepland voor Leudal en voor Nederweert.
De gemiddelde windverwachting is in Limburg lager dan aan de kust. Bij het vaststellen van de hoogte van de SDE-subsidie wordt hier rekening mee gehouden. Midden-Limburg valt in een windgebied van gemiddeld 6,5 tot 7 m/sec op 100 meter hoogte. Dat is ruim voldoende om rendabel stroom te produceren.
Meer informatie hierover is te vinden op de Nationale EnergieAtlas.
Voor alle windparken bestaan er omgevingsfondsen. Windpark Ospeldijk stort elk jaar € 44.000 in het omgevingsfonds. In Heibloem is dat € 22.000 per jaar. De omgeving maakt van deze fondsen gebruik voor duurzame projecten, zoals de Burgerbus in Heibloem.
Windenergie is schoon en onuitputtelijk. Bovendien is het de goedkoopste vorm van duurzame energie. En we kunnen het zelf produceren. Zo zijn we minder afhankelijk van gas, kernenergie en kolen uit andere landen. De meeste energie (in 2020 ongeveer 86%) in Nederland komt nu uit fossiele brandstoffen en daardoor komt er steeds meer CO2 in de atmosfeer. Daardoor stijgt de temperatuur van de aarde (broeikaseffect). Uiteindelijk gaat dit ingrijpende gevolgen hebben voor mens en dier. Hierom is het belangrijk dat we energie besparen én overstappen op duurzame energiebronnen zoals zon en wind.
Sinds de stijging van de stroomprijzen: JA. Bijna alle projecten van duurzame energie ontvangen een basis-prijsgarantie (en dus eventueel subsidie). De marktprijs van elektriciteit ligt nu boven de garantieprijs en er wordt géén subsidie uitgekeerd.
Duurzame energie kost nog steeds iets meer dan stroom opwekken met kolen of gas. De kosten van duurzame energie dalen echter gestaag en de gesubsidieerde garantieprijzen worden dus geleidelijk lager. De subsidies weerspiegelen met name dat kolen en gascentrales bijna niet betalen voor hun vervuilende uitstoot (CO2, NOx, fijnstof etc.). De belangrijkste Nederlands subsidie voor duurzame energie was in de afgelopen jaren de SDE+ regeling (Stimulering Duurzame Energieproductie). Inmiddels is die regeling geëvolueerd tot de SDE++ regeling (Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie). In de basis ondersteunt de SDE initiatieven op zo laag mogelijk kosten van het vermijden van CO2-uitstoot. Dit wordt subsidie-intensiteit genoemd. Met de subsidies wordt voor bijvoorbeeld windenergie zoveel mogelijk een gelijk (kosten-)speelveld gecreëerd t.o.v. elektriciteitsproductie met kolen en gas. In de waaier van mogelijkheden om CO2-uitstoot te verminderen, scoort wind op land op het gebied van subsidie-intensiteit goed. De 2020 SDE-subsidies voor nieuwe wind op land projecten variëren van 0 ct/kWh op goede windlocaties tot 2ct/kWh op minder goede locaties. Dit betekent een range van € 0 - € 80 per ton vermeden CO2-uitstoot. Wij verwachten dat subsidies niet zullen verdwijnen, maar dat wel verschuivingen plaats gaan vinden.
Technologieën zoals windenergie worden steeds goedkoper, maar de inpassing van steeds meer wind en zon in ons energiesysteem vraagt ook om steeds meer afstemming, energieopslag en balancering. Die ontwikkelingen zijn relatief nieuw en zullen aanvankelijk financiële ondersteuning nodig hebben. Bij energieprijzen boven 7 ct /kWh is windenergie rendabel, echter voor de financiering van projecten is een langjarige garantie van bijv. het Rijk nodig.
Onze energievoorziening moet duurzaam en zoveel mogelijk onafhankelijk zijn. Dat kan met zon- en windenergie. De Rijksoverheid heeft in de EU afgesproken dat in 2023 16% van de Nederlandse energiebehoefte afkomstig is van duurzame/hernieuwbare bronnen. Deze taakstelling is vertaald naar subdoelstellingen voor onder andere wind op land (6.000 MW). Het opgestelde vermogen voor windenergie op land komt naar verwachting in 2023 uit op 6.190 MW. Deze subdoelstelling is daarmee behaald, en daarmee is een goed begin gemaakt voor een duurzaam energiesysteem.
Nederland zet nu ook sterk in op wind op zee.
In 2021 bedroeg de productie 17.980 GWh aan wind en 11.400 GWh aan zon. Dat is 33% van de totale elektriciteitsvraag. Hernieuwbare stroom is echter slechts een deel van de totale hernieuwbare energie. Het energiegebruik in Nederland bestaat uit drie onderdelen; warmte, 55% (vooral gebouwen en industrie), transport, 25% (vooral wegverkeer en vliegverkeer) en stroomverbruik, 20%.
In het klimaatakkoord (2018) en het regeerakkoord is afgesproken om in 2030 35.000 GWh aan duurzame elektriciteit op land op te wekken met zon of wind.
In de Regionale Energie Strategieën (RES) zijn hier plannen voor gemaakt voor nieuwe wind en zonneparken.
Feit is dat Nederland nog veel moet doen om haar energieproductie te verduurzamen. Windenergie zowel op land als op zee is de goedkoopste vorm van duurzame energie en moet een belangrijke rol spelen in het bereiken van 49% CO2 besparing in 2030. Zuidenwind houdt de ontwikkeling van nieuwe technologieën in de gaten omdat hier ook investeringsmogelijkheden voor de regio bij kunnen zitten. De overheid zet vooral in op praktisch haalbare doelen met wind op zee en wind op land. Voor andere vormen, zoals biovergisting, geothermie blijft het lastig om tot een sluitend ondernemingsplan te komen.
Dat is niet te meten. Windmolens zijn aan de horizon een duidelijke landmark. Dat is een duidelijk verschil met zonnepanelen. Hoewel sommigen zonneparken in hun directe omgeving ook niet mooi vinden. Voor de opbrengst van 1 moderne windmolen zoals in Heibloem is ca. 20 hectare aan zonnepanelen nodig.
Windmolens op land maken ongeveer 4 keer zo veel stroom per opgesteld vermogen (MW) dan zonnepanelen. Dat komt omdat er in ons land gemiddeld vaker/langer een ideale wind is - ook ‘s nachts en in de winter - dan ideale zonneschijn. Om voldoende schone energie op te wekken, hebben we echter beide nodig. Zonne-energie is sterk in opkomst, maar op dit moment nog duurder dan windenergie. Zuidenwind is géén voorstander om zonneparken op goede landbouwgrond te plaatsen.
De komende 40 - 50 jaar zeker nog niet. Zowel windmolens als zonnepanelen hebben als nadeel dat ze niet altijd productief kunnen zijn. Windturbines produceren ‘s nachts wel - zonnepanelen niet. Gemiddeld hebben zon en wind wel een mooi aanvullend patroon (zomer/winter, dag/nacht). Als de wind waait, dan schijnt de zon vaak niet. Over 20 jaar zal er veel meer stroom nodig zijn dan er nu beschikbaar is, omdat steeds meer processen elektrisch verlopen (koken, industriële processen, transport etc.). Dit maakt dat er voor zowel windenergie als voor zonne-energie forse doelstellingen zijn opgesteld. Afhankelijk van het behalen van deze doelstellingen en van een aantal technische ontwikkelingen zoals opslag zijn windmolens op land wellicht over 40 jaar minder nodig, maar beleidsmakers gaan ervan uit dat dat nog wel langer dan 40 jaar gaat duren.
Economisch wordt deze in 15 jaar afgeschreven, technisch gaat een windmolen zeker 20 jaar mee en vaak langer. Daarna worden ze afgebroken. Dit kan meestal kostenneutraal, omdat veel onderdelen hergebruikt kunnen worden. Ook gaan we onderzoeken of er na afbraak behoefte is aan nieuwe windmolens op onze locaties.
De windturbines die Zuidenwind heeft gebouwd gaan technisch zo’n 30 jaar mee en economisch zeker 25 jaar. Aan het eind van hun technische levensduur breken wij de turbines af:
Conclusie: alle materialen van de windturbines kunnen na hun technische levensduur hergebruikt worden.
Ja, er zijn verschillende modellen in de handel. Het rendement van dit soort windmolens valt erg tegen. Natuurkundig gezien zijn het rotoroppervlak en de windsnelheid van groot belang voor de efficiëntie en de effectiviteit van het opwekken van elektriciteit met wind. Dit betekent dat één windmolen van 120 meter hoog ongeveer evenveel oplevert als 5.000 windmolens van 10 meter hoog. Zowel in grondgebruik, investering als ook bijvoorbeeld in geluid vinden wij kleine molens op dit moment geen goed alternatief.
In de turbine is een ring met sterke magneten nodig. Er zijn fabrikanten die hiervoor Permanente Magneten gebruiken met het materiaal Neodymium, dat tot op heden op zeer milieu-onverantwoorde wijze wordt gewonnen. Er wordt in de landen waar dit gewonnen wordt steeds meer aandacht besteed aan de wijze van winning, maar inmiddels wordt een groot deel van de moderne windturbines tegenwoordig niet meer met Permanent Magneten voorzien, maar met elektromagneten. Hierin wordt het magnetisch veld in een koperwikkeling met ijzerkern opgewekt door de windturbine, zonder gebruik van de grondstof Neodymium. Naast dat dit een veel milieuvriendelijker fabricageproces is, heeft dit als voordeel dat het magnetisch veld over tijd niet degradeert onder invloed van temperatuurschommelingen.
Een geschikte locatie voor windenergie is een locatie waar zich geen belemmeringen voordoen. Belemmeringen kunnen van diverse aard zijn als bijvoorbeeld woningen, ondergrondse leidingen, infrastructuur, enzovoorts. Ook wordt er gekeken naar de windverwachting op de locatie om de economische waarde van een locatie te bepalen. Vervolgens moet er een bestemmingsplanwijziging komen voor de productie van energie. Voor windenergie beslist de provincie of het Rijk daarover. In een procedure waarin burgers op verschillende momenten zienswijzen kunnen indienen wordt dan het bestemmingsplan aangepast en de bouwvergunning afgegeven.
Voor zonne-energie zijn er minder technische belemmeringen, maar veel gemeenten gebruiken de zonneladder. Zij willen geen landbouwgrond opofferen voor zonne-energie waardoor vooral de daken overblijven. Ook onze leden steunen deze zienswijze, en pleiten voor zonne-energie vooral in relatie met een windpark.
Afhankelijk van het type tot ongeveer windkracht 9 à 10 (25 m/s).
Dat valt wel mee. Windmolens draaien gemiddeld circa 80% van de tijd. Ze staan stil tijdens een storing of onderhoud (3% van de tijd, dit is minder dan de helft van een kolencentrale of gascentrale en vergelijkbaar met bijvoorbeeld een auto).
Onderhoud wordt bij voorkeur gepleegd op windstille momenten. Verder kunnen ze stilstaan als het niet waait (minder dan 3 m/s) of langere tijd boven windkracht 9-10 waait, door ijsafzetting of voor korte momenten vanwege slagschaduw.
Onze molens kunnen de stroom altijd kwijt op het net. Zuidenwind heeft met de netbeheerder Enexis contractueel vastgelegd, dat de maximale capaciteit beschikbaar is. Daarom maken we ook plannen om onze molens te combineren met zonneparken, zodat we die beschikbare capaciteit optimaal benutten.
Om dit goed te bepalen moet je voor de diverse opwekkingsmethodes in de hele levenscyclus – dus van wieg tot graf – bekijken hoeveel CO2 er gemoeid is met het opwekken van een kWh elektriciteit. Er zijn veel van dit soort studies gedaan en de uitkomsten variëren, maar je ziet wel dat windenergie als beste uit de bus komt. Onder andere NREL (National Renewable Energy Laboratory) heeft hier onderzoek naar gedaan. Het interpreteren van de resultaten is voer voor specialisten, maar onderstaand plaatje geeft wel een beeld over hoe schoon windenergie is:
Energieopslag is op verschillende manieren mogelijk, maar hierin wordt ook nog volop ontwikkeld. De prijs van opslag is hoog, maar daalt snel. Er wordt verwacht dat vanaf 2025 de prijs van accu's zodanig gezakt is dat ze standaard zullen worden toegepast bij de opwek van zonne- en windenergie. Echter windturbines produceren veel stroom zodat in slechts korte tijd hele containers met batterijen vol zijn. Batterijen dienen dan ook meer voor netstabilisatie dan voor opslag. Omzetting van elektriciteit in waterstof als energiedrager, maakt opslag wel mogelijk. Deze manier levert echter energieverlies op (30%) bij de omzetting.
Als standaard wordt de kleur lichtgrijs gebruikt omdat deze kleur meestal het minste opvalt in het landschap. Een merk (Enercon) heeft een gepatenteerde groene onderkant. De gemeenten Leudal en Nederweert hebben ons in de vergunning verplicht de bekende grijze kleur te gebruiken. Kleuren kunnen dus wel, maar de turbines vallen dan wel op.
Nee, dat klopt niet. Windenergie vormt een beperkt deel van de totale elektriciteitsopwekking in Nederland. De inzet van diverse elektriciteitsbronnen (kolencentrales, zon, wind) wordt veel meer beïnvloed door het constant fluctuerend gebruik van stroom (de vraag naar stroom) dan door de onvoorspelbaarheid van wind (de stroomlevering). Er staat nu in Nederland bijna twee keer zoveel capaciteit aan energiecentrales dan we nodig hebben op een piekmoment! Als wind en zon in de toekomst een veel groter percentage van de Nederlandse energie gaan opwekken, kan dit probleem opgelost worden door de onbalansmarkt te versterken met grote energievragers.
Het verschil in windkracht is op een hoogte van 80 meter en meer, minder groot dan je denkt, enkele tienden in m/sec. In het binnenland kun je beter hoge windturbines bouwen, omdat het daar harder waait. De verschillen die er nu zijn worden gecompenseerd in het subsidietarief om te voorkomen dat er alleen maar windmolens aan zee mogelijk zijn.
Zonne-energie kost nu (2022) ongeveer 7 cent per kWh. Windenergie kost op land bij ons ongeveer 5 cent per kWh en aan de kust 2 cent.
Naast windparken kunnen ook zonnepanelen profiteren van SDE (tot 8 ct/kWh). Verder krijgen consumenten belastingvoordeel (13 ct/kWh) op de door hun opgewekte energie. Bij de huidige stroomprijzen (hoger dan 7 cent /kWh - gaat er zelfs helemaal géén subsidie naar windenergie.
Het meeste belastinggeld gaat naar verkapte subsidies op gebruik van fossiele energie (vrijstellingen, prijsreguleringen etc.).
Dat is omdat wij nu samen gewoon heel erg veel, meestal nog fossiele energie gebruiken. De windmolens in de gemeenten in Midden-Limburg wekken ongeveer 30% van het elektriciteitsgebruik in de regio op.
Nederland bleek in 2012/2013 zorgelijk achter te lopen op gebied van realisatie van de Europese 2020-doelstellingen, met name waar het de verduurzaming van de energievoorziening betreft. Juist oproepen van wetenschappers hebben er mede toe geleid dat de SER zijn nationale platformfunctie ter beschikking heeft gesteld om in een brede samenwerking van maatschappelijke organisaties een langetermijnperspectief te ontwikkelen, omdat het gezamenlijke belang soms ver uitstijgt boven de deelbelangen van afzonderlijke individuen en organisaties. Naast werkgevers- en werknemersorganisaties, natuur- en milieuorganisaties, maatschappelijke organisaties, financiële instellingen hebben ook vele tientallen wetenschappers, ondernemers, politici en andere betrokken Nederlanders aan dit akkoord bijgedragen met hun visies en inzichten. Zij hebben dat gedaan tijdens de bijeenkomsten die in het land zijn gehouden, via brainstormsessies en expertmeetings in het SER-gebouw, via de online-consultaties, via ingezonden brieven of in verdiepende gesprekken.
Niet werkelijk. Zeker zonne-energie, biomassa en in mindere mate waterkracht zijn alternatieven. Echter moeten alle zeilen op het gebied van duurzame energie worden bijgezet om doelstellingen te halen. Bovendien is het verstandig om niet afhankelijk te zijn van één bron, maar een mix van energiebronnen te hebben. De verschillende bronnen zijn niet even duur. Op dit moment kent windenergie het laagste ruimtebeslag en de laagste kostprijs. Zie hiervoor de site van RVO.
In de toekomst zou dit mogelijkerwijs kunnen, maar op dit moment is dat verre van een bewezen techniek en nog onbetrouwbaar. Nederland heeft daar dus op dit moment nog niet voor gekozen. Meer informatie over thoriumreactors.
De opwekking van windenergie heeft, behoudens een beperkte CO2-belasting tijdens bouw en sloop, geen CO2-uitstoot doordat er geen fossiele brandstoffen gebruikt worden. De CO2-uitstoot door bouw en sloop wordt in 3 tot 6 maanden draaien gecompenseerd. De door wind opgewekte energie is altijd CO2-vrij en zal nooit tot meer fossiele opwek leiden. Onder andere in het SER-energieakkoord zijn er scenario’s ontwikkeld die moeten leiden tot een evenwichtig energiesysteem waarin door veel, elkaar aanvullende maatregelen de fossiele stroomproductie kan worden afgebouwd. Windenergie neemt in deze scenario’s steeds een belangrijk aandeel – tussen de 20 en 35% – in. Daarvan is nu 2% gerealiseerd.
Meer informatie op Wind LCA Harmonization (Fact Sheet).
De schaduw van de molen en de wieken draait met de zon mee. De schaduw van de wieken geeft zogenaamde slagschaduw en reikt bij zonsopgang en -ondergang en in de winter het verst. In de wet staat dat woningen maximaal 5:40 uur (17 dagen x 20 minuten) blootgesteld mogen worden aan slagschaduw.
Als hoogte en locatie van een windmolen bekend zijn, is de slagschaduw te berekenen. De molen wordt stilgezet als er een overschrijding dreigt te ontstaan. Het is vooraf bekend wanneer slagschaduw kan optreden. Zuidenwind hanteert de regel dat er zodra er slagschaduw op een woning optreedt, de molen stilgezet kan worden door de bewoners. Daarbij is van belang dat bij geen wind of geen zon er geen sprake is van slagschaduw.
Alleen woningen zijn wettelijk beschermd tegen slagschaduw. Slagschaduw kan bij bedrijven natuurlijk wel optreden. In Nederland vinden we het acceptabel dat bedrijven hier enige overlast van hebben. Zuidenwind is in overleg gegaan met de bedrijven om Heibloem over de slagschaduwkalender, dat zijn de momenten waarop slagschaduw door het jaar heen kan optreden. Dat is erg afhankelijk van de plaats t.o.v. het windpark. Het gaat echter nooit om heel veel uren per jaar, maar kan wel in bepaalde perioden dagelijks optreden.
Enerzijds dragen windmolens bij aan een algeheel betere luchtkwaliteit en dus gezondheid. Anderzijds zijn er lokaal effecten zoals geluid. Er zijn geen directe gezondheidseffecten van windmolens bekend. Indirect kunnen mensen als gevolg van stress of slapeloosheid wel gezondheidsklachten hebben die ze dan ook in verband brengen met een windproject.
Geluid van een windmolen wordt veroorzaakt door de draaiende rotorbladen (aerodynamisch geluid) en bewegende delen (mechanisch geluid) zoals de generator en tandwielkast. Bij moderne turbines is dit laatste type geluid ondergeschikt. De hoeveelheid geluid die een windmolen produceert is (bij dezelfde windsnelheden) gelijk in de dag-, avond- en nachtperiode. Er zijn dus niet echte piekgeluiden te onderscheiden. Het geluid wordt waargenomen als een breedbandig geluid met een zoevend karakter. Overdag is dit normaal gesproken niet hoorbaar, maar ’s nachts kan dit afhankelijk van het overige omgevingsgeluid wel waargenomen worden. In Nederland bedraagt de norm op de gevel maximaal 47 decibel Lden (gemiddelde van de dag, avond over een jaar) en 41 decibel Lnight (gemiddelde geluidniveau over alle nachten in een jaar). Deze normen zijn tot stand gekomen op basis van een afweging tussen het te verwachten percentage hinder en de noodzaak om meer duurzame energie op te wekken. De Nederlandse norm is niet duidelijk afwijkend van normen elders in Europa. De gemeente ziet toe op de geluidsnormen. Zuidenwind berekent jaarlijks de hoeveelheid geproduceerd geluid.
Ja, wind draagt geluid verder. De voorkeurswind bepaalt waar op grotere afstand mogelijk hinder optreedt. Geluidsoverlast is een erg relatief verschijnsel. Het geluidsniveau van bijvoorbeeld windmolens moet gerelateerd worden aan overige geluidsbronnen, bijvoorbeeld een snelweg, om inzicht te krijgen in de mate van geluidsoverdracht. Ook is het zo dat er bijzondere omstandigheden zich voordoen. Zo kan het bijvoorbeeld windstil zijn, maar op 100 meter hoogte hard waaien. Dit leidt tot een hogere geluidsbelasting. Met deze verschijnselen wordt in de geluidsberekening rekening gehouden.
Windmolens maken vergeleken met bijvoorbeeld treingeluid weinig laagfrequent geluid. Lage frequenties dragen wel verder. In Nederland is er geen aparte norm voor laagfrequent geluid, maar meestal wordt de Deense norm in het onderzoek meegenomen.
De techniek van windmolens wordt steeds beter en het geluid per MW is in de loop van de jaren flink afgenomen. Daar staat tegenover dat de molens groter zijn geworden. Maar per saldo zijn er minder problemen met geluid dan zeg 10 jaar geleden.
Buiten geluid en slagschaduw zijn er geen verdere onderzoeken naar gezondheidseffecten voor mensen gedaan.
Er is weinig concreet bewijs voor waardedaling van woningen en er is nog zelden planschade uitgekeerd aan omwonenden. Recent onderzoek op basis van NVM-gegevens geeft een indicatie dat er enige waardedaling optreedt in een straal van 1.500 meter rond windmolens, maar dat dit een tijdelijk effect is en nog binnen het eigen risico van 2% ligt. Binnen een straal van 800 meter is er meer kans op planschade. Zuidenwind ziet socialisering van de grondvergoeding en burgerparticipatie als middel om waardedaling te voorkomen. Over dalende woningwaarde is inmiddels ook veel gepubliceerd in elkaar tegensprekende onderzoeken. Probleem hierbij is dat andere effecten, zoals de aanwezigheid van spoorlijnen of drukke wegen hierbij moeilijk te scheiden zijn. Conclusie is dat het erg situatie afhankelijk is. Uit Denemarken krijgen wij een positief verhaal: Windmolens brengen juist prijsstijgingen teweeg door gunstige voorwaarden bij het investeren in windmolens voor nabijgelegen woningen.
Voor natuurlijke fauna is het verplicht om een Milieu Effect Rapportage uit te voeren. Voor Ospeldijk is er ook een onderzoek naar effecten op vliegende fauna gedaan. Over effecten op huis- en boerderijdieren is weinig bekend. Voor zover ons bekend is er ook nog geen aanleiding geweest om dit te onderzoeken. De British Horse society ziet windparken juist als geschikte gebieden om paard te rijden
Ook in Leudal is een springpaardenfokker al jaren gevestigd onder de windturbines. De British Horse society ziet windparken juist als geschikte gebieden om paard te rijden
Ook in Leudal is een springpaardenfokker al jaren gevestigd onder de windturbines.
Nee, niet in de zin dat deze meetbaar is op 20 meter rond de generator. Deze is vergelijkbaar met een flinke motor of pomp. Zuidenwind koos juist de turbines van de fabrikant Nordex omdat deze stiller zijn, maar ook omdat deze worden toegepast in de directe nabijheid van de LOFAR- de radiotelescoop in Buinen. De turbines zijn vooraf getest en storen de ontvangst niet – een laptop geeft meer straling af dan de windturbines van Nordex.
Luchtballonnen vliegen tussen 150 en 1000 meter hoogte, de piloten zijn getraind om windmolens ruim te ontwijken en kunnen er dus ook overheen vliegen.
Laagvliegende helikopters van het leger hebben geen vaste beschermde routes. Windparken worden wel in overleg met defensie gepland.
Er is een vuistregel om een afstand van 200 meter aan te houden voor woningen die ‘tot de inrichting (=windmolen) behoren’. Voor andere woningen wordt een vuistregel van minimaal 400 meter aangehouden omdat de ervaring leert dat het geluidsniveau dan binnen de normen blijft. Overigens wordt er meestal naar locaties gezocht waar zo weinig mogelijk mensen in de buurt wonen.
In de gemeente Nederweert deed de gemeente in 2016 een uitvraag naar windenergieplannen. Zuidenwind diende samen met anderen voor drie gebieden plannen in. B&W legde op advies van een beoordelingscommissie uit 13 voorstellen er drie aan de gemeenteraad voor. Al deze voorstellen voldeden aan de normen die de gemeente had gesteld. De raad selecteerde Ospeldijk onder meer vanwege het meest lokale karakter van het plan (WML en Zuidenwind).
Voor Ospeldijk en ook voor Heibloem is een MER -beoordelingsstudie uitgevoerd. In dit onderzoek zijn dezelfde effecten onderzocht als in een volledige MER-studie. Vanwege de beperkte omvang van het plan bleek, dat er geen significante negatieve milieueffecten optreden en er geen wettelijke verplichting tot het uitvoeren van een volledige MER-studie is. Dit oordeel is overgenomen door de gemeente.
Er is niets nadeligs bekend over speciale invloed van windmolens op landbouwgewassen.
Er kunnen ongelukken gebeuren met windmolens. Denkbaar zijn branden, afbrekende wieken en wegwaaiende gondelkappen. Dit gebeurt echter zeer sporadisch en de kansen hierop wijken niet af van die op andere grote calamiteiten. In de veiligheidsstudie voor de omgevingsvergunning is de kans op deze ongelukken altijd meegenomen.
Veiligheid speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling, de bouw en het beheer van een windpark. Elke windmolen moet in Nederland gecertificeerd zijn. Deze certificering is een waarborg dat de constructie van de windmolen uitgebreid gecontroleerd is op tal van risico’s. Ook moet bij de locatiekeuze voor een windpark gezorgd worden dat er voldoende afstand wordt gehouden tot snelwegen, spoorwegen, hoogspanningsleidingen en tot ondergrondse (gas)transportleidingen e.d. Dit bijvoorbeeld i.v.m. het – zéér geringe – risico dat een wiek afbreekt. Bij de exploitatie van het windpark wordt o.a. goed rekening gehouden met kans op ijsvorming op de rotorbladen (wieken). Wanneer er ijs geconstateerd wordt, worden de rotorbladen evenwijdig aan de weg gedraaid en stopt de molen. Voordat de molens weer gaan draaien wordt gecontroleerd of ze ijsvrij zijn.
De windmolens van Zuidenwind zijn volledig gefinancierd met geld van de leden. Hier is nu geen geld meer voor nodig, maar we verwachten wel weer nieuwe projecten. Door lid te worden zit je op de eerste rang om daaraan deel te nemen.
De windparken van Zuidenwind maken voldoende winst voor een goede rente-uitkering aan de investerende leden. Elk park kent ook een omgevingsfonds.
Daarin wordt geld gestort ongeacht winst of verlies. Zuidenwind houdt dan na rente-uitkering nog geld over voor storting in het duurzaamheidsfonds. Uit dit fonds worden nieuwe duurzame projecten gestart of ondersteund. Door lid te worden heb je een stem in de besteding van de winst.
De financiële vergoedingen aan de grondeigenaren en omwonenden in het projectgebied van Ospeldijk zijn in open overleg met alle grondeigenaren gezamenlijk tot stand gekomen. Dat is uniek in Nederland.
Zij besloten gezamenlijk om van de beschikbare grondvergoeding van € 3,20/ MWh, 40% voor de bewoners te bestemmen en 25% voor de turbineplaats-eigenaar en 25% voor de infrastructuur en ten slotte nog 10% voor alle tussenliggende percelen. Deze verdelingsmethode was één van de punten waarom de gemeente Nederweert het project Ospeldijk selecteerde.
Een democratisch tot stand gekomen Adviescommissie beslist bij onze parken over de uitgaven van het omgevingsfonds. De Zuidenwindparken keren niet uit aan individuele huishoudens, maar wel aan gezamenlijke projecten zoals aanleg glasvezel en de exploitatie van een burgerbus.
Daarnaast worden alle vergoedingen jaarlijks gerapporteerd aan de Algemene Ledenvergadering van Zuidenwind.
Een actieve betrokkenheid van burgers zorgt voor meer opbrengst in het gebied, controle op de naleving van wettelijke voorschriften, goede informatie in een vroeg stadium, de mogelijkheid om de stroom beschikbaar te stellen, te investeren tegen een aantrekkelijk rendement en actief aan gebiedsontwikkeling te doen.
De rente wordt altijd elk jaar opnieuw door de Algemene Ledenvergadering vastgesteld. Wij proberen een rendement van 5% op de ingelegde gelden vol te houden. Ons bedrijfsplan is op dat rendement gebaseerd, maar de praktijk kan afwijken. In het Informatiememorandum lees je over alle overwegingen en risico's. Na de rente-uitkering voor de leden bestemmen we de dan nog resterende winst voor een storting in het duurzaamheidsfonds, en mogelijk voor een bonusuitkering.
Voor uitgebreide informatie: zie het Informatie Memorandum.
Ja, iedereen kan lid worden, maar als je nog geen 18 bent moet er een wettelijk vertegenwoordiger toestemming geven, en heb je geen stemrecht.
De coöperatie zal de overgebleven winst toevoegen aan de reserves of bestemmen voor nieuwe projecten in de regio die duurzaamheid bevorderen. Anders dan bij het omgevingsfonds bepalen de leden van de coöperatie gezamenlijk de bestemming op voorspraak van het bestuur.
Zuidenwind kent géén participanten in de windparken. Alle leden participeren in de coöperatie. De coöperatie investeert in de projecten en de windparken. Het rendement is afhankelijk van de stroomprijs, de windopbrengst. Daarover kun je meer lezen in het Informatiememorandum.
Je eenmalige bijdrage van € 10,- wordt direct ingelegd als kapitaal. Daarmee heb je een stem in de coöperatie. De leden van de coöperatie dragen bij aan een duurzame ontwikkeling . Alleen als lid heb je de mogelijkheid te lenen wanneer we geld nodig hebben voor nieuwe projecten.
Elk lid heeft 1 stem in de coöperatie. Zowel het bestuur als de leden kunnen voorstellen doen aan de Algemene Vergadering van de coöperatie. Het bestuur legt verantwoording af aan de Algemene Vergadering. Zie voor meer informatie over besluitvorming de statuten van de coöperatie.
Elk windpark van Zuidenwind kent een omgevingsfonds. Dat is een potje dat jaarlijks gevuld wordt uit de opbrengst van de windparken. Een onafhankelijke adviescommissie kan dit besteden aan lokale projecten die breed aan de omgeving ten goede komen.
In Midden-Limburg betalen alle coöperaties € 1, per geproduceerde MWh stroom in het omgevingsfonds. In Ospeldijk wordt er jaarlijks € 43.000 in het fonds gestort, in Heibloem € 22.000. Voor de Coöperwiek wordt een bedrag in het parkfonds van Egchelse Heide gestort.
Leningen zijn overerfbaar en kunnen ook worden overgenomen door iemand anders. Het bestuur zal hierbij helpen als dit zich voordoet.
De stroom van Zuidenwind wordt verkocht op de stroombeurs (APX) - je kunt niet rechtstreeks onze stroom kopen.
Je vindt het participatiereglement, met alle bepalingen zoals die zijn opgesteld door de leden van de coöperatie tijdens de Algemene Ledenvergadering, bij de belangrijke documenten op onze website.
Zeker, er zijn verscheidene werkgroepen waarin je actief kunt worden en samen met andere vrijwilligers je kwaliteiten kunt inzetten. Kijk eens bij commissies of er een groep bij is waarin je je thuis zou voelen.
De Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE) voor onze windprojecten is toegekend door het ministerie van Economische Zaken voor windpark Ospeldijk (2018), Heibloem (2018) en ook de Coöperwiek (2014). De subsidie is een mogelijke aanvulling op de marktprijs voor energie om te zorgen dat duurzame productiemethoden rendabel kunnen worden geëxploiteerd. Wanneer de marktprijs hoger is dan de basis-elektriciteitsprijs voor het project, vervalt de subsidie voor dat jaar. Dat is sinds augustus 2021 het geval. Aanvullende informatie: Aanvullende informatie: SDE+ subsidieregeling.
Voor de voorbereidingskosten en de bouw van 1 windmolen is ca. 4 miljoen euro nodig. Dit bedrag wordt bijeengebracht met eigen vermogen (ca. 0,8 miljoen euro) en vreemd vermogen (ca. 3,2 miljoen euro). Het vreemd vermogen wordt ingebracht als lening door een nader te bepalen bank.
Nieuwe ontwikkelingen worden uit de reserves van Zuidenwind betaald. De leden lopen daarin géén risico. De reserves zijn opgebouwd door de winsten op de windparken.
Zuidenwind is 100% eigenaar van haar windparken. Tussen de coöperatie en de BV's is een bestuurdersstatuut vastgesteld. Daarin is geregeld dat de bestuurders van de BV zich houden aan de doelen van de coöperatie. De bestuurders van de BV's komen voort uit het bestuur van Zuidenwind. De algemene aandeelhoudersvergadering wordt door het voltallige bestuur van Zuidenwind gevormd. Ook fiscaal vormen de BV's met de coöperatie een eenheid.